SV | Toen zeide Jozua tot Achan: Mijn zoon! Geef toch den HEERE, den God van Israel, de eer, en doe voor Hem belijdenis; en geef mij toch te kennen, wat gij gedaan hebt, verberg het voor mij niet. |
WLC | וַיֹּ֨אמֶר יְהֹושֻׁ֜עַ אֶל־עָכָ֗ן בְּנִי֙ שִֽׂים־נָ֣א כָבֹ֗וד לַֽיהוָ֛ה אֱלֹהֵ֥י יִשְׂרָאֵ֖ל וְתֶן־לֹ֣ו תֹודָ֑ה וְהַגֶּד־נָ֥א לִי֙ מֶ֣ה עָשִׂ֔יתָ אַל־תְּכַחֵ֖ד מִמֶּֽנִּי׃ |
Trans. | wayyō’mer yəhwōšu‘a ’el-‘āḵān bənî śîm-nā’ ḵāḇwōḏ laJHWH ’ĕlōhê yiśərā’ēl wəṯen-lwō ṯwōḏâ wəhageḏ-nā’ lî meh ‘āśîṯā ’al-təḵaḥēḏ mimmennî: |
Toen zeide Jozua tot Achan: Mijn zoon! Geef toch den HEERE, den God van Israel, de eer, en doe voor Hem belijdenis; en geef mij toch te kennen, wat gij gedaan hebt, verberg het voor mij niet.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen zeide Jozua tot Achan: Mijn zoon! Geef toch den HEERE, den God van Israel, de eer, en doe voor Hem belijdenis; en geef mij toch te kennen, wat gij gedaan hebt, verberg het voor mij niet.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!